26 FEBRUARI 1927 185 beginnen met dat overbodig licht te verstrekken en den Raad de kosten mededeelen. De post wordt daarop onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. Hoofdstuk IV. Volksgezondheid. De heer MEIJVIS zegt, dat het antwoord van Burge meester en Wethouders met betrekking tot de oprichting van een volksbadhuis, in vergelijking met vorige jaren, een achteruitgang beteekent. Spr. is van meening, dat het hier een instelling geldt, welke niet in samenwerking met parti culieren moet worden opgerichtzulks zou een mislukking worden, evenals het autobusbedrijf. Den heer VAN VEEN heeft dit antwoord ook niet be vredigd. Spr. vraagt, waarom over deze zaak niet wat meer licht wordt ontstoken. Andere gemeenten van de grootte van Breda hebben al vele jaren een volksbadhuishet lijkt wel, of men er hier bang van is. Spr. brengt in herinnering, dat bij de behandeling van het voorstel-Korteweg, om een gedeelte van een der gebouwen van de Gasfabriek in te richten als volksbadhuis, is toegezegd geworden, dat er iets beters zou komen. Tenslotte verzoekt Spr. inlichtingen omtrent de oprichting van een volksbadhuis van particuliere zijde. Deheer KROONE is door hat antwoord van Burgemeester en7 Wethouders ook niet bevredigd. Er bestaat hier groote behoefte aan een volksbadhuis. Spr. dringt er bij Burgemeester en Wethouders op aan, met een plan tot oprichting van een gemeentelijk badhuis te komen. Hij is het met den heer M e ij v i s eens, dat het geen aanbeveling verdient om een semi-gemeentelijke badinrichting op te richten. De heer KOOPERBERG deelt mede, dat er van particu liere zijde herhaaldelijk is geconfereerd over het inrichten van het voormalig gebouw van de „Kindervoeding aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 185