188
26 FEBRUARI 1927
Hoofdstuk V, Volkshuisvesting.
Volgnummer 126a. Huur van noodwoningen.
De heer MEYVIS heeft bij het afdeelingsonderzoek ge
vraagd, of de tijd nog niet gekomen was om de huur der
noodwoningen te verlagen. Burgemeester en Wethouders
verwijzen voor de beantwoording van deze vraag naar de
Memorie van Antwoord der begrooting 1926. Spr. heeft
echter, inmiddels een voorstel ingediend om de huren met
f 0,50 per week te verlagen, hetwelk door Burgemeester en
Wethouders zou worden overwogen. Spr. dringt er bij het
College op aan, spoedig een regeling te treffen, waarbij
rekening wordt gehouden met de draagkracht van de bewo
ners dier noodwoningen.
De heer COHEN wenscht aan de woorden van den heer
M e ij v i s nog toe te voegen, dat degenen, die deze nood
woningen moeten betrekken zeer beklagenswaardig zijn, want
zij hebben des zomers minstens f 1.-per week noodig om
hun woning van ongedierte te reinigen. Spr. ondersteunt
het verzoek van den heer M e ij v i s ten sterkste.
De heer PELSTER kan geen ander bescheid geven dan
verleden jaar, n.l. dat, als ieder bewoner geregeld de huur
betaalde, tot verlaging der huurprijzen zou kunnen worden
overgegaan. Nu moeten de goeden met de kwaden lijden.
Er is overigens nog genoeg animo voor deze woningen.
De heer COHEN vindt dit laatste geen argument, wanneer
men den woningnood in deze gemeente in aanmerking neemt.
De heer PELSTER acht de door den heer Cohen ge
noemde kosten voor het reinigen der noodwoningen over
dreven hoog.
De heer MEYVIS vraagt, waarom de door Burgemeester