28 FEBRUARI 1927 201 zouden opmaken, zouden er tien onderling zeer verschillende begrootingen te voorschijn komen, vooral omdat ieder een ander denkbeeld zou hebben aangaande het tempo, waarin de verkoop zal geschieden. Het is overbodig werk. De heer VAN VEEN vindt dit een zeer merkwaardige bekentenis. Het is toch in dergelijke gevallen algemeen gebruikelijk een exploitatie-begrooting op te maken men werkt nu in den blinde en zou kunnen mistasten. Spr. geeft toe, dat er bij overlegging van zoo'n begrooting wel tien verschillende inzichten zullen zijn, maar men zal toch tot een conclusie komen, welke voor Burgemeester en Wethouders een leidraad kan vormen. In dit verband merkt Spr. op, dat vele menschen omtrent tal van zaken, den Belcrumpolder betreffende, niet goed ingelicht zijn, o.a. de in deze omgeving wonende afgevaardigde der Tweede Kamer. Deze bleek bij de Kamerdebatten over de grenswijziging geenszins op de hoogte te zijn van de situatie. Spr. doet den Raad voorlezing van hetgeen dit Kamerlid over den Belcrumpolder gezegd heeft en zegt, dat dit een aansporing te meer moet zijn om het publiek beter in te lichten en open kaart te spelen. Zulks geschiedt in het particulier bedrijf toch ook. De heer PELSTER komt met klem op tegen de bewering, dat in den blinde wordt gewerkt. Bij iederen verkoop van grond is, ook door den Raad, goed overwogen, hoe groot de prijs behoorde te zijn. En nu er reeds verscheidene stukken verkocht zijn, heeft men al een betrouwbaren leidraad. De heer KORTEWEG zegt, dat er indertijd een behoor lijke berekening is gemaakt van wat de polder zou moeten opbrengen. Een exploitatie-begrooting zou ieder jaar moeten worden herzien. Spr. gelooft, dat men met de exploitatie van den Belcrumpolder op den goeden weg is. De VOORZITTER merkt op, dat hetgeen door bedoeld Kamerlid is gezegd, n.l. dat de Belcrumpolder industrieterrein

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 201