11 MAART 1927 245 noemen, voor de vrouwelijke bedienden, werkzaam in banket bakkerswinkels, die een werkweek maken van 70 uren, die anderhalf uur rusttijd genieten op den geheelen dag, die haar twaalf-uurtje dikwijls in een hoekje van den winkel gebruiken, die op gewone werkdagen om 9 uur en des Zaterdags om 10 uur huiswaarts keeren om des Zondagsmorgens om 8 of 9 uur wederom in den tredmolen van de alledaagsche sleur en werkwijze te treden, is het onrecht, wanneer de Overheid ingrijpt en dezen werknemers ten minste één rustdag in de week, den Zondag, waarborgt Zij, de winkelbedienden, en dit geldt voor alle groepen, wachten nog steeds op de toepassing van het Werktijden besluit, opgenomen in de Arbeidswet 1919, waarin een 55-urige werkweek voor hen is vastgesteld. Kantoorbedienden en meest alle andere arbeiders zijn in het genot van den vrijen Zaterdagmiddag gesteld, hun dagtaak eindigt 6 of 7 uur 'savonds; voor de winkelbedienden mag ik naar het voor gaande verwijzen. Is het niet meer dan tijd, dat deze door de Landsregeering zoo ten achter gestelde groep van werknemers, door de plaatselijke Overheid den Zondag ten minste als rustdag gewaarborgd wordt? Had het niet op den weg van de Middenstandsorganisaties gelegen om een open oog te hebben voor de belangen van het winkelpersoneel, in stede van weinig steekhoudende argumenten als bezwaren aan te voeren tegen de voor gestelde regeling Komende tot de bezwaren door de Middenstandsorganisaties aangevoerd, zou ik gevoeglijk kunnen volstaan met te ver wijzen naar datgene, wat dienaangaande in het rapport van de Commissie voor de Strafverordeningen is neergelegd. In een onderhoud, dat ik een dezer dagen had met den voorzitter der Banketbakkersvereeniging, deelde deze mij ongevraagd mede, dat hun destijds genoemd bezwaar de concurrentie van winkeliers in de omliggende gemeenten, in verband met de te verwachten annexatie was komen te vervallen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 245