246 11 MAART 1927 Terecht wordt ook in het rapport van de Commissie voor de strafverordeningen gezegd, dat door de wijzigingen, welke in het door mij oorspronkelijk ingediende voorstel zijn aange bracht, de verordening zich aanpast aan de bestaande toestanden. Een overtuigend bewijs, hoe algemeen de winkelsluiting op Zondag reeds is doorgevoerd, is wel, dat de enkele onwilligen door middel van advertenties in de bladen of wel door opschriften in hun étalage, als „Ook des Zondags geopend", de aandacht van het publiek op dat geopend-zijn moeten vestigen. Ik kan dan ook niet nalaten, Mijnheer de Voorzitter, te verklaren, dat de houding van de Middenstandsorganisaties, mij werkelijk verbaasd heeft doen staan. Toen ik in 1925 de door mij later teruggenomen ontwerp verordening bij den Raad indiende, zond ik hiervan een afschrift aan de besturen der Middenstandsorganisaties, waarbij ik tevens hun steun en medewerking vroeg, in het volste vertrouwen, dat deze gegeven zou worden. Immers in 1920 bereikte den Raad een adres van de R. K. Winkeliers vereniging, de Winkeliersvereeniging in huishoudelijke artikelen en de plaatselijke afdeeling van den Ned. R. K. Bond van Handels-, Kantoor- en Winkelbedienden, waarin niet alleen de winkelsluiting op Zondag gevraagd werd, maar ook de sluiting der winkels op werkdagen in het mid daguur. In de raadsvergadering van 15 October 1920 werd door den Raad afwijzend beschikt, in verband met het feit, dat toentertijd de wettelijke regeling der winkelsluiting spoedig werd verwacht. Was het nu te verwonderen, gezien het feit, dat de winkel sluiting eer toe dan afgenomen was, dat ik steun en mede werking zocht bij de Middenstandsorganisaties en dat ik verbaasd stond, dat, in plaats deze gegeven werd, verschil lende nietszeggende bezwaren werden aangevoerd. Een en ander was voor mij reden om na te gaan, of ook de individuëele leden, evenals de besturen afwijzend stonden tegen over een wettelijke regeling der Zondagswinkelsluiting. Het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 246