11 MAART 1927 247 lag niet in mijn bedoeling een enquête in te stellen, aange zien mij de tijd daarvoor ontbrak, doch hoofdzakelijk om na te gaan, hoe de leden der Middenstandsorganisaties over deze aangelegenheid dachten. Het resultaat van dit onderzoek viel nu juist niet uit in het voordeel van de besturen der Middenstandsorganisaties, zooals gebleken is uit de lijst met handteekeningen als adhaesiebetuigingen aan dit voorstel aan den Raad overgelegd. Mijnheer de Voorzitter, het is nu twaalf jaren geleden, dat een krachtige actie is ingezet om te ontkomen aan de verderfelijke sleur en gemakzucht van het publiek en aan den arbeid op Zondag in winkels. Het zaad, toen uitgestrooid, heeft rijke vruchten gedragen. Slagers, kappers, groepen van winkeliers sloegen de handen ineen en door hun krachtige actie hebben zij den groei van het teere plantje bevorderd en is dit thans opgegroeid tot een forschen boom. Onwilligen, zij, die hetgeen door particulier initiatief is tot stand geko men, steeds meer in gevaar brengen, trachten dien groei niet alleen tot staan te brengen, doch zij hebben zelfs de bijl reeds aan den wortel gelegd. Ik heb het volste vertrouwen, dat de Raad dit sloopers- werk zal verhinderen door met groote meerderheid dit voor stel aan te nemen, waardoor de Zondagswinkelsluiting in de verordening wordt vastgelegd, in de overtuiging, dat het voor de samenleving een primordiaal belang is. dat het groote, godsdienstige, zedelijke en sociale goed der Zondagsrust bevor derd wordt. De heer CERUTTI verklaart tot de minderheid te be- hooren, waarvan in het rapport van de Commissie voor de Strafverordeningen wordt gevraagd. Spr. meent te weten, dat, als de heer Van Sasse van IJsselt niet verhinderd was geweest aan de samenstelling van het rapport mede te werken, er dan noch een meerderheid, noch een minderheid zou zijn geweest. Voorts zegt Spr. er tegen te moeten op komen, dat het beetje vrijheid, dat in Nederland nog

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 247