11 MAART 1927 255 'winkelsluiting Breda des Zondags tot een doode stad te maken Maar, waarom dan wel ontheffing aan den een en niet aan den ander Spr. vindt zulks zeer inconsequent. a De heer KORTEWEG wenscht, naar aanleiding van de bewering van den heer Kooperberg, dat de Zondags sluiting een groot nadeel zal opleveren voor de winkeliers, op te merken, dat vele van hen wel willen sluiten, maar zij durven niet uit concurrentie-vrees. Dat de heer Kooperberg niets gevoelt voor Zondagsheiliging is volgens Spr. alleszins begrijpelijkhij is een geheel andere geloofsovertuiging toegedaan dan de meeste zijner medeleden. De geloovige Israëlieten hebben echter wel eerbied voor Sabbatsheiliging, want zij sluiten dan hun zaken. De heer KOOPERBERG Ik moet daartegen ten sterkste protesteeren. Ik zit hier als raadslid, d.w.z. om de belangen van de geheele burgerij te behartigen, en niet als vertegen woordiger van een godsdienstige richting. De heer VAN VEEN zegt, dat hij den indruk heeft ge kregen, dat dit voorstel niet genoegzaam is voorbereid. Spr. heeft b.v. geen cijfers aangetroffen, omtrent het aantal winkelbedienden, dat door deze regeling beschermd zou worden en evenmin gegevens omtrent het nadeel, dat daar door den winkeliers zal worden toegebrachtcijfermateriaal ontbreekt dus totaal. Spr heeft daarom zelf een onderzoek ingesteld, waarbij hem is gebleken, dat het aantal personen, dat van de regeling zal profiteeren, niet zoo groot is als het getal dergenen, die benadeeld zullen worden in hun brood winning. Hij zal derhalve tegen stemmen. Spr. merkt nog op, dat aan de voorgestelde regeling de bevoegdheid tot het ver- leenen van een aantal ontheffingen is vastgeknoopt, waarvan hij niet de overtuiging heeft, dat daaraan door Burgemeester

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 255