11 MAART 1927
257
buiten het College om. Eén opmerking moet Spr. van het
hart, n.I. dat het, gehoord de debatten, voor een ieder
alleszins begrijpelijk zal zijn, dat Burgemeester en Wethou
ders deze aangelegenheid niet met den grootsten spoed afge
wikkeld hebben zij koesterden terecht twijfel, of de wensch
naar oplossing van dit vraagstuk in den Raad wel algemeen
was. Bij de behandeling in de Commissie voor de Strafver
ordeningen was alreeds gebleken, dat de onderscheidene
organisaties blijkens de uitingen harer bestuurders weinig
voor de regeling gevoelden.
De heer Kooperberg heeft gesproken over een wets
ontwerp op dit gebied, dat binnenkort verwacht kan worden
en dat dan deze verordening overbodig zal maken. Burge
meester en Wethouders is van een wetsontwerp niets bekend
de regeling van deze materie is geen gemakkelijkedat
ondervindt ook de Regeering, die immers allang op een
regeling schijnt te zinnen.
De heer Van Veen heeft opgemerkt, dat hij cijfer
materiaal mist. Dit is in deze zeer bezwaarlijk te verstrekken.
De heer Appelboom heeft gevraagd, welke richtsnoer
zal worden gevolgd bij het verkenen van ontheffingen. Spr.
kan daarop antwoorden, dat men den aandrang daartoe zal
moeten afwachtende ontheffingen schijnen zeer veelzijdig,
maar goed beschouwd worden zij teruggedrongen tot enkele
onderdeelen van den handel. Een juiste omschrijving van het
te volgen richtsnoer is moeilijk te geven.
De heer SCHLAGHECKE wenscht met klem te prote
steeren tegen persoonlijke aanvallen van enkele sprekers.
Spr. wil hier de verzekering geven, dat er absoluut geen
sprake van kan zijn, dat concurrentiestrijd de drijfveer van
zijn handelwijze is geweest. De firma Hollenkamp stelt zich
op het standpunt, dat zij de laatste zal zijn om 's Zondags
te openenzij stoort zich niet aan het doen en laten van
de firma Van der Ven, want zij heeft van die firma geen
concurrentie te vreezen. Alleen als alle andere winkels in