260
11 MAART 1927
Tegen: deheeren Van Veen, Kooperberg, Hornix,
Cerutti, Haaiman en Appelboom.
Artikel 6.
De heer VAN VEEN heeft in de toelichting gelezen
dat, met het oog op de vrijheid van drukpers, het venten
van drukwerken op Zondag niet wordt verboden. Naar
aanleiding hiervan komt het Spr. zonderling voor, dat men
winkels, welke drukwerken verkoopen, wèl tot sluiting zou
mogen verplichten.
De VOORZITTER zegt, dat deze kwestie reeds door de
practijk is opgelost. Wat het venten betreftde bedoeling
daarvan is, dat men met het oog op de Grondwet niet wil
beletten, drukwerken te verspreiden.
Het artikel wordt daarop zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd en vastgesteld.
Artikel 7bis.
De heer VAN WERKHOOVEN wenscht om boven
vermelde redenen aan de in dit artikel genoemde ontheffingen
te zien toegevoegd: „barbierswinkelsen kapperssalons".
De VOORZITTER verklaart daar wel iets voor te ge
voelen, het komt echter niet vaak voor, dat er drie
achtereenvolgende Zondagen zijn.
De heer SCHRAUWEN zou in dat geval aan alle win
kels ontheffing willen verleenen.
De VOORZITTER zegt, dat zulks niet wenschelijk is.
Spr. noodigt daarop de heer Van W erkhooven uit,
een amendement in te dienen.
De heer VAN WERKHOOVEN dient daarop een