11 MAART 1927 261 amendement in, er toe strekkende om de in het artikel genoemde soorten van winkels, waaraan ontheffing kan worden verleend, aan te vullen metbarbierswinkels en kapperssalons. De heer VAN VEEN stelt voor, aan alle winkels ont heffing te verleenen, mits niet door anderen zal worden verkocht of in den winkel afgeleverd dan door den winkelier zelf, diens echtgenoote of inwonende gezinsleden boven den leeftijd van zestien jaren. Burgemeester en Wethouders zullen anders voor zeer moeilijke gevallen komen te staan hetgeen Spr. met een enkel voorbeeld aantoont, Spr. ver klaart, het beginsel, de winkelbedienden te beschermen, niet aan te tasten, maar ook niet de vrijheid dergenen, die hun zaak met eigen gezinsleden drijven. Hij dient derhalve een amen dement van voormelde strekking in. De VOORZITTER zegt. dat, als het amendement-Van Veen wordt aangenomen, het dan niet mogelijk zal zijn, voor enkele winkels ontheffing te verleenen. De zaak wordt dus voor Burgemeester en Wethouders moeielijker, want zij zullen er tegen opzien, een algeheele ontheffing te geven. De heer Van Veen schiet met zijn amendement aldus zijn doel voorbij. De heer VAN VEEN licht zijn amendement nog met een enkel woord toe. De VOORZITTER wijst er op, dat de voorgestelde wijziging de verordening zeer sterk aantast. De heer VAN VEEN verklaart, zijn amendement te handhaven in het belang van den winkelstand. De heer MOLL zal tegen het amendement-Van Veen stemmen, omdat daardoor practisch vervallen de ontheffingen, welke volgens deze regeling kunnen worden gegeven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 261