7 APRIL 1927 273 nog lang niet alle winkeliers hun verzoek hebben ingediend. Spr. geeft daarom in overweging, de uitvoering van de verordening voor veertien dagen op te schorten. De VOORZITTER zegt, dat dit niet mogelijk is. De termijn voor afkondiging is goed bekeken. Uiterlijk veertien dagen na het bericht van ontvangst van de Gedeputeerde Staten, moet tot afkondiging worden overgegaan. Bedoeld bericht is van 23 Maart j.l. De afkondiging heeft expresselijk op Zaterdag 2 April j.l. plaats gehad, om nog één Zondag vrij te houden. De inwerkingtreding is echter imperatief en de Raad kan hierin geen wijziging brengen. De heer KORTEWEG vindt, nu alle winkels, hangende de afdoening der aanvragen om ontheffing, gesloten zijn, dit een goede proef voor algeheele winkelsluiting. Laat men eerst eventueele klachten van het publiek (niet-winkeliers) afwachten. De VOORZITTER is van meening, dat bij overgang naar een nieuwen toestand zich altijd moeilijkheden voordoen, doch dat men zich er ten slotte wel bij zal neerleggen. De heer MEIJVIS vraagt, of verlofzaken ook onder de toepassing van de verordening vallen. De VOORZITTER antwoordt ontkennend. Het schrijven van de Gedeputeerde Staten wordt daarop voor kennisgeving aangenomen. 4. Schrijven van W. J. van B r e d e r o d e, A. A. M. Mallens en L. W. F. Klees, ambtenaren bij de lichtbedrij- ven, houdende dankbetuiging voor de toegekende gratificatie. 5. Schrijven van A. F. W. van Amelsvoort, aan nemende zijn benoeming tot tijdelijk leeraar aan de Handels avondschool.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 273