7 APRIL 1927
279
De heer VAN WERKHOOVEN merkt op, dat vier
raadsleden zich niet ter plaatse van den toestand hebben
kunnen vergewissen. De heer Moll heeft het College niet
in zijn geheel voor zijn meening kunnen winnen. Spr. is
daarom tegen het verleenen dezer ontheffing.
De heer VAN VEEN zegt, dat de technische dienst den
Raad beter had moeten inlichten. Spr. heeft den toestand ter
plaatse ook niet onderzocht. Woning no. 28 heeft geen open
plaatszij heeft echter geen belang bij deze verbouwing. De
technische dienst had echter door middel van een doorsnee-
teekening de beslissing voor den Raad gemakkelijker moeten
maken.
De heer KORTEWEG merkt op, dat een teekening is
overgelegd, waarop de toestand is aangegeven. Alleen van
de naastgelegen woning is geen teekening bijgevoegd. Bij
één huis is de open plaats nog overdekt door een glazen dak
daardoor heeft men dus zichzelf reeds lucht en licht ontnomen.
Deze verbouwing kan dus in dat opzicht niet schaden.
De heer VAN VEEN zegt, dat het plaatsje grenst aan
een muur van ongeveer 8 Meter hoogte. De zon kan daar
door toch niet binnendringen. Deze verbouwing schaadt dus
den lichttoevoer niet. Spr. kan daarom meewerken aan de
gevraagde ontheffing
Daarop wordt in stemming gebracht het voor
stel van den heer Moll, om de gevraagde ont
heffing van artikel 5 toe te staan, welk voorstel
wordt aangenomen met 11 tegen 6 stemmen.
Voor: de heeren Van Groenendael, Korteweg,
Kroon e, Moll, Bogmans, Van Veen, Elich,
Schrauwen, Loomans, Haaiman en Schlaghecke.
Tegen de heeren Pelster, Van W erkhooven,
Cohen, Me ij vis, Hornix en Cerutti,