286
7 APRIL 1927
„2. de personen, die in den loop van de maand April het
„in artikel 3 der steunregeling bedoelde maximum-aantal
„dagen (90) genoten hebben, de uitkeering in de maand
„December 1926 hieronder niet begrepen, ontvangen geen
„uitkeering meer".
De heer MEIJVIS geeft te kennen, dat hij onder de ge
geven omstandigheden een permanente steunregeling wenschelijk
acht. Spr. zal echter geen voorstel dienaangaande doen, daar
hij van te voren weet, dat deze poging tot falen is gedoemd.
Hij zal daarom zijn stem aan dit voorstel geven.
Daarop wordt het voorstel van Burgemeester
en Wethouders zonder eenige bedenking aan
genomen.
23. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot toe
kenning van een subsidie aan de afdeeling Breda van het
Ned. R. K. Huisvestingscomité ten behoeve van de uitzending
van zwakke kinderen naar buiten.
De heer SCHRAUWEN zegt, dat het de bedoeling is
een permanente subsidie te verkrijgen.
De VOORZITTER meent, dat hier tegen op zich zelf
geen bezwaar bestaatde heer Schrauwen kan dan zijn
opmerking tot een voorstel vervormen.
De heer SCHRAUWEN merkt op, dat het Comité zijn
voorbereidende maatregelen kan nemen, indien het weet, dat
een jaarlijksche subsidie is verleend.
De VOORZITTER vindt het moeilijk thans de voor
waarden vast te stellen, waaronder een jaarlijksche subsidie
kan worden verleend. Hij dringt aan op aanneming van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.