312 30 APRIL 1927 opheffing van de autobuslijn Station—Haagpoort—Ginneken, te beantwoorden. De VOORZITTER antwoordt bevestigend. Daarop houdt de VOORZITTER de volgende rede Mijne Heeren, Wij zijn aan het slot van een Raadsvergadering, die een langdurig en belangrijk tijdperk in de geschiedenis van Breda afsluit. Thans beleven wij het einde van de vergaderingen, waarin het object van Uw bestuur zich beperkte tot de gemeente Breda, gelijk wij haar steeds gekend hebben en zooals zij tot over enkele uren begrensd is. Dan zal de oppervlakte ongeveer verviervoudigd zijn en het inwoneraantal met veertig percent toegenomen. Op dit voor Breda zeer gedenkwaardige oogenblik past een woord uit den mond van Uw Voorzitter, die met het Dagelijksch Bestuur, gedreven door de belangen der gemeente, gesteund door Uw Raad, een factor heeft mogen zijn bij de totstandkoming van een werk, dat sinds vele tientallen van jaren de belangstelling had van onze voorgangers, burge meesters, wethouders en raadsleden. Toen ik 2 Januari 1919 voor het eerst den Bredaschen Raad mocht presideeren, was de begrenzingsnood van deze stad mij niet geheel onbekendhet was echter de kennis van een buitenstaander, niet van een ingewijde. Naar bleek, had in het laatste daaraan voorafgegane tijdperk gegolden het oude Latijnsche spreekwoord „quieta non movere". Dit met rust laten wat rustte, hield voor een deel verband met de onrust, welke de wereldoorlog veroorzaakte er was te veel strijd over- landsgrenzen om zich voor interlocale scheidingen te interesseeren. Bij mijn intrede noemde ik het punt onder de vraagstukken, die onze aandacht zouden vorderen en met de noodige voorzichtigheid die den beginneling betaamt sprak ik van „de bijzondere ligging van Breda te midden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 312