332 17 MEI 1927 „hoe rente en aflossing voor nieuwe werken in de naaste „toekomst het belastingpercentage zullen beïnvloeden." Tot zoover mijn citaat. Het bleef de stem eens roependen in de woestijn. Bij de behandeling der gemeentebegrooting voor 1927, Kapitaaldienst, zijn eenige nieuwe werken ter sprake gebracht o. a. een verbreeding van de brug aan de Haagpoort en de stichting van een Volksbadhuis in verband met de recente typhus-epidemie, werken, waaraan niemand, hij zij behoudend of vooruitstrevend, urgentie kan ontzeggen. Voorstellen daartoe werden, na bestrijding door Uw Col lege, met een kleine meerderheid van stemmen verworpen. In Uw antwoord op het Centraal-Rapport over de gemeente begrooting 1927, Kapitaaldienst Hoofdstuk VI werd door U o. a. gezegd „Naast de hier genoemde werken zijn nog andere niet „minder belangrijke te noemen, die onze belangstelling „hebben en naar een bepaald plan zullen worden voorge dragen." Heeft dit de tegenstemmers toen wellicht tot tegenstem men bewogen Nadat voorstellen van urgenten aard bij de behandeling der gemeentebegrooting op aanstichting van Burgemeester en Wethouders werden verworpen, komen Burgemeester en Wethouders nu, slechts eenige maanden na hare vaststelling, incidenteel met voorstellen van nieuwe werken, zonder dat zelfs van het genoemde bepaalde plan van Burgemeester en Wethouders iets blijkt. Dit is voor mij een bezwaar om voor zulke voorstellen stemmen, te meer als deze een gezamenlijke uitgaaf meebren gen, waarvoor ten naastebij een volksbadhuis kan worden gesticht of waarvoor een flinke verkeersverbetering aan de Haagpoort kan worden verkregen. Wat nu betreft het plan zelve, het bouwen van een ambts woning voor den havenmeester en het maken van een los- en laadplaats in den Belcrumpolder, waarvoor onder dit punt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 332