17 MEI 1927 337 Van Veen over de afscheiding en de beschoeiing hebben gezegd en is van oordeel, dat een betonmuur als afscheiding voldoende zal zijn. Spr. verzoekt Burgemeester en Wethou ders dit voorstel terug te nemen en het weder aanhangig te maken bij de behandeling van de eerstvolgende gemeente- begrooting. De heer KORTEWEG vindt, dat nu men een mooien, breeden toegangsweg tot den Belcrumpolder heeft, het noodig is, dat er een behoorlijke afscheiding komt en geen afrastering van gaas. Voorts zegt Spr., dat men de industrie moet bevorderen door ter plaatse een los- en laadplaats te maken. Ook een beschoeiing is daar noodig de vaart wordt daar door op goedkoope wijze een paar meters verbreed. De VOORZITTER merkt op, dat de gewenschte lijst eigenlijk zou neerkomen op het plaatsen van enkele posten op de begrooting. Spr. verwacht, dat dan een gevecht tusschen de raadsleden zal ontstaan over de kwestie welk werk het meest urgent is. Bovendien komt het meermalen voor, dat een post jaren achtereen op den Kapitaaldienst staat zonder uitgevoerd te wordenhet is dus nog geen waarborg, dat de zaak in hetzelfde jaar zal worden afgedaan. Voor de woning van den havenmeester is in overeenstem ming met dien functionaris het geschiktste punt genomen, n.l. tusschen de havens in. Het betreft hier echter niet alleen een woning voor den havenmeester, maar ook een kantoor. Ten aanzien van de afscheiding zegt Spr., dat de gemeente een goed voorbeeld moet geven en de zaak niet op al te zuinige manier moet inkleedenhet geldt hier immers een instelling, die tientallen van jaren zal blijven bestaan. De beschoeiing is van groot nut voor de vaart, welke daardoor zal worden verbreed. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt daarop in stemming gebracht en verworpen met 11 tegen 7 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 337