17 MEI 1927
349
„te doen toekomen of voor hen op de Leeskamer ter inzage
„te leggen".
De VOORZITTER zegt, dat de eerste vraag met een
volmondig „neen" kan worden beantwoordeen contra
prestatie heeft dus ook niet plaatsgehad. Voorts vraagt de
heer Van Veen, welke maatregelen het Gemeentebestuur
zich voorstelt te treffen ten einde den exploitant tot nakoming
zijner verplichtingen te dwingen. Spr. kan daarop antwoor
den de maatregelen, die de overeenkomst ons aangeefter
zal n.l. boete worden opgelegd en als die niet betaald mocht
worden, dan zal het advies van den rechtskundigen raadsman
der gemeente worden ingeroepen. Wij moeten dus afwachten.
Inmiddels zijn Burgemeester en Wethouders van de beslissing
van Gedeputeerde Staten in beroep gegaan bij de Kroon.
De heer MEIJVIS merkt op, dat het College in deze niet
erg voortvarend is. Want, wat is de reden, dat zijn vragen
over hetzelfde onderwerp, welke reeds in Februari 1.1. zijn
ingediend, nog steeds niet zijn beantwoord Door die hou
ding neemt het College, zooals altijd, de bewuste autobus
onderneming in bescherming.
De VOORZITTER zegt, dat de autobusonderneming op
het standpunt staat, dat de overeenkomst met de gemeente
door de van Gedeputeerde Staten verkregen concessie is
komen te vervallenzij acht zich derhalve tegenover de
gemeente niet meer gebonden Er is een uitvoerig rapport
van den Commissaris van Politie over de door den heer
M e ij v i s bedoelde aangelegenheid verschenen, hetwelk
echter eerst nog eens bekeken moet worden.
De heer HAALMAN kan dezen gang van zaken niet
bewonderen. Spr. vindt, dat de schriftelijke vragen van een
raadslid door Burgemeester en Wethouders ook schriftelijk
beantwoord behooren te worden. Vervolgens zegt Spr. niet
te gelooven, dat de procedure, welke door het Gemeente-