350 17 MEI 1927 bestuur in deze wordt gevolgd, de juiste is. Het College kan inderdaad boete opleggen, maar Spr. is van meening, dat in dit geval de juiste weg isde concessie ontnemen. Zulks kan geen bezwaar opleveren, aangezien wij in onze gemeente baas zijn en de onderneming kunnen verbieden op ons grondgebied passagiers op te nemen en uit te laten. De heer KROONE kan zich aansluiten bij het betoog van den vorigen Spreker. Spr. vraagt, of de concessie, welke de autobusonderneming van Gedeputeerde Staten heeft be komen, alleen voor de lijn-Haagpoort geldt of voor beide lijnen. Is dit laatste het geval, dan kan men z.i. de gemeen telijke concessie beter opheffen. Voorts vraagt Spr., of de boete, die den concessionaris zou worden opgelegd, nog vóórdat hij concessie van Gedeputeerde Staten had verkregen, inderdaad geheven is. De VOORZITTER gelooft, dat het beter is om over die zaak thans te zwijgen. De heer VAN VEEN vindt het integendeel weieens goed, dat de medecontractant op de hoogte komt van den geest, welke hier heerscht. Men heeft met hem een contract voor vijf jaren aangegaan, waar geen speld is tusschen te krijgen. Daarom geen onderhandelingen, geen schikkingde zaak moet met den meesten spoed worden aangepakt. De VOORZITTERDe maatregelen, die wij kunnen nemen, zijn ook reeds genomen. De heer COHEN vraagt, sinds wanneer de „Monopol" zich niet meer aan de overeenkomst houdt. Voorts brengt Spr. in herinnering, dat op 21 Februari j.l. door zijn partij genoot M e ij v i s vragen over de exploitatie van den autobus dienst zijn gesteld. Waarom zijn die vragen nog niet beant woord En, waarom is het desbetreffend rapport van den Commissaris van Politie niet aan den Raad overgelegd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 350