368
17 MEI 1927
le. Ben ik overtuigd, dat het nadeelig verschil tusschen
uitgaven en inkomsten over 1927 heel gemakkelijk f 100000.
misschien wel f 200000. kan blijven beneden het door den
Wethouder als vaststaand aangenomen 1/3.
2e. Is bewezen, dat hoofdelijke omslag en winstbedrijven
te zamen reeds voor 1926 f 95000.meer opleveren dan
is geraamd.
3e. Dat op vele punten, vooral grond- en vermogens
belasting, de meerdere opbrengst verre zal komen boven het
als vaststaand aangenomen 1/3.
4e. Dat ongetwijfeld en met de meest volle gerustheid
kan worden aanvaard, dat de belastingopbrengst, wat nog
heel wat anders is dan het belastbaar inkomen, van het er bij
gekomen gedeelte aanmerkelijk meer zal zijn dan de willekeurig
aangenomen 50°/0 voor de berekening waarvan geen enkel
gegeven is overgelegd, waarop dezelve zou steunen.
5e. Dat een bedrag van f 20000,als opbrengst der
forensenbelasting veel te weinig moet worden geacht.
Dat daarom alle grond aanwezig is om aan te nemen, dat
met minder dan 0,8 kan worden volstaan, doch overwegende,
dat eenige ruimte voor een eerste jaar als het huidige,
waarvan men den toestand niet ten volle kan overzien, niet
schaadt, doch integendeel aan te bevelen is, zal ik met volle
gerustheid mijn stem niet geven aan het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders, doch stemmen voor het'voorstel
om den factor voor 1927 te bepalen op 0,8, waartoe ik
thans mede namens ons geacht medelid den heer Appel
boom het voorstel doe.
De heer APPELBOOM, zich aansluitend bij het betoog
van den heer Haaiman, wijst erop, dat het in gewone
omstandigheden reeds moeilijk is een voorstel tot vaststelling
van den factor behoorlijk te motiveeren. Thans, na de plaats
gehad hebbende grenswijziging, is het al bijzonder moeilijk,
hetgeen Burgemeester en Wethouders ook wel begrepen
zullen hebben. Spr. meent, dat Burgemeester en Wethouders