17 MEI 1927 369 wel niet de illusie zullen hebben, dat zij een stuk in de wereld hebben gestuurd, hetwelk op een goede basis berust en waar dus geen speld tusschen te steken is. De geheele nota berust op twee veronderstellingen. De eerste is gebaseerd op de toeneming der bevolking. Burgemeester en Wethouders gaan hierbij uit van de stelling dat, nu de bevolking met 1/3 is toegenomen, ook de ont vangsten uit de inkomstenbelasting met eenzelfde bedrag zullen stijgen. Dit is een stelling, welke geheel in de lucht hangt. De tweede veronderstelling is, dat ook de uitgaven in de zelfde verhouding zullen stijgen, Ook deze stelling is geheel onjuist en bijgevolg de conclusie, waarop de nota is gebouwd. Spr. is dan ook allerminst tevreden over den inhoud der nota. Het aantal inwoners tot maatstaf te nemen, is volstrekt niet steekhoudendmen had evengoed het gewicht dier inwoners tot grondslag kunnen nemen. Spr. had verwacht, dat Burgemeester en Wethouders met meerdere finantiëele gegevens zouden gekomen zijn en tevens een raming zouden hebben gegeven van de meerdere opbrengst aan opcenten op de Vermogensbelasting, Grondbelasting en Personeele belasting. Spr. wil gaarne toegeven, dat dit werk niet een voudig is, maar dan had men toch meer vaste cijfers gehad. Thans hebben Burgemeester en Wethouders alleen rekening gehouden met de toename van het belastbare inkomen en dit gesteld op 50 °/0 van het tegenwoordige. Wanneer men nu weet, dat het belastbaar inkomen van de inwoners, die naar Breda zijn overgegaan, bedraagt f 8,600,000,—, terwijl het tegenwoordige 15 millioen bedraagt, dan komt men reeds tot eene vermeerdering van 53 a 54 °/0. Maar het is zeer de vraag, of de belasting in verhouding niet meer zal op brengen. Deze f 8,600,000,vertegenwoordigen ruim 10000 inwoners, terwijl de 15 millioen zijn verdeeld over 30000 inwoners. Het gros der inkomens van de nieuwe bewoners varieert tusschen f 3000.en f 12000.—. De arbeiders aan den Vestkant zijn niet aangeslagen. Als nu het aantal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 369