17 MEI 1927 371 moest worden uitgetrokken, zullen een meevaller geven van rond 1 28000.— Spr. zegt, dat er ook een moreelen kant aan vast zit, om den factor niet te verhoogen. Er is vroeger door de bestrijders der annexatie herhaaldelijk erop gewezen, dat de annexatie belastingverhooging zou tengevolge hebben. Thans is er de annexatie en nu zouden de menschen al heel gauw zeggen „Zie je wel, daar is de verhooging al". Indien die verhoo ging inderdaad noodzakelijk was, zou Spr. zich daarbij neerleggen en het hoofd buigen. Burgemeester en Wethouders zeggen in hun nota, dat zij f 840.000.— noodig hebben. Dit bedrag zullen zij krijgen bij den factor 0.8, zooals Spr. met cijfers heeft aangetoond. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de omstandig heid, dat verschillende andere inkomsten, tengevolge van de annexatie hooger zullen zijn dan geraamd is. Resumeerende komt Spr. tot de volgende conclusiën lo. dat het eerste jaar na de grenswijziging, tengevolge van de toeneming van het belastbaar inkomen voor de ge meente voordeelig moet zijn, omdat er geen bijzondere uitgaven tegenover komen te staan 2o. dat de grenswijziging voor de gemeente een gunstiger perspectief openten 3o. dat bij den factor 0.8 een opbrengst zal worden verkregen, die Burgemeester en Wethouders noodig achten. De heer SPEYART VAN WOERDEN zegt. dat de beide vorige Sprekers het hem door hun betoog gemakkelijk hebben gemaakt, zoodat hij daaraan slechts weinig heeft toe te voegen hun conclusies kan hij volkomen onderschrijven. Hierbij zijn vooral twee cardinale punten naar voren ge treden. Burgemeester en Wethouders zeggen in hun nota, dat tengevolge van de grenswijziging de uitgaven en de ont vangsten der gemeente, buiten de Inkomsten-belasting, ongeveer in dezelfde mate zullen stijgen, als de bevolking van Breda

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 371