372 17 MEI 1957 door de uitbreiding is toegenomen. Het is de fout van het College, dat daarvoor geen enkele maatstaf is aangegeven. Alleen wanneer de begrooting, hoofdstuk voor hoofdstuk, nauwkeurig ware nagegaan, zou men daarvoor een op cijfers gebaseerden indruk kunnen bekomen. Deze raming is dus een slag in de lucht. De toename met 1 3 moge wellicht voor sommige ont vangsten en uitgaven juist zijn, voor vele is dat niet het geval. Zoo mag wel als vrij zeker worden aangenomen, dat de winsten uit de bedrijven niet met 1/3 zullen toenemen en evenmin, dat vele uitgaven met 1/3 zullen stijgen. Een tweede punt, waarvoor een meer vaste basis aan wezig is, is de toename van de opbrengst der Inkomsten belasting. Burgemeester en Wethouders becijferen deze op 50°/0, terwijl de heer Appelboom tot een vrij hooger bedrag komt. Na hetgeen hierover reeds is gezegd, meent Spr. dat met een factor van 0.8 kan worden volstaan, hierbij nog wijzende op een vermindering van de kwade posten, terwijl voor een volgend jaar een belangrijk voordeel zal verkregen worden in de opcenten op de Grond- en Personeele belasting. Spr. zal dus met groote gerustheid stemmen voor de vaststelling van den vermenigvuldigingsfactor op 0,8. De heer COHEN sluit zich bij de drie vorige Sprekers aan. Het vorig jaar stond Spr. met de leden zijner fractie aan de zijde van het College, in de verwachting, dat in den loop van het jaar voorstellen zouden worden gedaan tot verlaging der electriciteitsprijzen. Er werd toen tevens gezegd, dat er geld moest zijn voor sociale maatregelen. Van dat alles is echter niets gekomen. In dit opzicht is van dit College niets te verwachten. Spr. zal dus met de leden zijner fractie stemmen tegen de voorgestelde verhooging. De heer VAN VEEN zou tegen het voorstel zijn, als de verhooging van den factor aanleiding zou geven, dat Bur gemeester en Wethouders in het geld zwemmen. Toen de annexatie in den dubbelen Raad behandeld werd, heeft Spr.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 372