17 MEI 1927
373
al aangedrongen op cijfers, maar toen kon niemand ze geven.
Men noemde het een sprong in het duister. Toch ware het
mogelijk geweest, als men de begrootingsposten had ver
geleken op de wijze zooals de heer Haaiman deed en
dan met behoorlijk gedocumenteerde cijfers. Spr. meent, dat
de vorige Sprekers wel wat al te optimistisch zijn geweest.
Al dadelijk moet hij hun de illusie ontnemen, dat tengevolge
van de annexatie de bedrijven meer winst zullen opleveren.
Van de Waterleiding zal men gedurende eenige jaren de
winst moeten derven. Verder moet rekening worden gehouden
met de vergoedingen aan naburige gemeenten. Spr. meent
derhalve, dat de Raad zich thans nog geen oordeel kan
vormen en zou een uitstel van 14 dagen wenschen, om de
zaak nog eens grondig te bestudeeren, waarbij de gemeente-
begrooting tot basis kan worden genomen. Naar buiten be
hoeft niet de indruk te worden gevestigd, dat verhooging
ven den factor een gevolg is van de annexatie.
De VOORZITTER noemt het betoog van den heer
Haaiman, dat Burgemeester en Wethouders de nota
zoodanig hebben ingekleed om met alle geweld te komen tot
den factor 0.9, onjuist. Zij hebben alleen willen aantoonen,
dat de Raad het vorig jaar verkeerd heeft gehandeld door
tegen den zin van Burgemeester en Wethouders den factor
op 0.8 te brengen. Kon het vorig jaar nog eenigszins ver
wacht worden, dat het belastbaar inkomen zou toenemen, dit
is thans gebleken niet het geval te zijn, zoodat we hier met
een tegenvaller te doen hebben.
Spr. zal niet ingaan op alle kleine zaken, bij de discussiën
naar voren gebracht. De groote vraag, waar het om gaat,
is deze, of de veronderstelling, dat de inkomsten en uitgaven,
als gevolg van de annexatie, met 1/3 zullen stijgen, op een
goede basis berust. Juiste cijfers kunnen daarvan niet worden
gegeven, ook niet in de naaste toekomst. Er is gezocht naar
een basis. De eenig aannemelijke werd gevonden in de toe
name der bevolking. Dit wil nu niet zeggen, dat iedere post