17 MEI 1927
375
Mijnheer de Voorzitter.
Toen bij het behandelen van de begrooting de belofte
werd gedaan om bij het vaststellen van den factor de prijzen
van het electrisch licht te bespreken, had ik de hoop, dat er
eindelijk eens een voorstel van Burgemeester en Wethouders
zou komen tot verlaging.
Tot mijn spijt bleef het nu weer achterwege. Om hierover
nu nogmaals in den breede uit te weiden, acht ik overbodig,
daar dit al zoovele malen door mij is geschied. Ik kan er
mij echter niet mede vereenigen, dat bij een winst van dat
bedrijf van f 157,000,— de prijs van f 0,35 wordt gehand
haafd. M.i. is het niet meer dan billijk, dat deze nu eens
eindelijk wordt verlaagd.
Daarom stel ik voor den prijs van het electrisch licht te
verlagen met 5 ct. per K.W. en alzoo van f 0,35 op f 0,30
per K.W. te brengen.
De VOORZITTER zegt, dat dit voorstel thans niet in
behandeling kan komen, tenzij daaraan verbonden wordt een
voorstel tot verhooging van den factor.
De heer HAALMAN meent, dat de kwestie tot verlaging
van de electriciteitsprijzen op een ongunstig oogenblik aan
de orde wordt gesteld. Reeds eenigen tijd geleden is door
den heer Hornix een dergelijk voorstel ingediend. Het is
niet gewenscht om tijdens diens afwezigheid dat voorstel te
behandelen. Bovendien zou bij gelijktijdige behandeling geen
zuivere uitspraak verkregen worden over het voorstel tot
vaststelling van den vermenigvuldigingsfactor.
Door Spr. is erop gewezen, dat tengevolge van de grens
wijziging verschillende inkomsten hooger zullen worden, al
geeft hij toe, dat de bedrijven niet in de verhooging van
1/3 zullen deelen.
Hoe staat het nu met de inkomsten uit de bedrijven
Inderdaad is de toestand daarbij anders. Maar de vraag is,