388
27 MEI 1927
Spr. brengt een woord van hulde aan Burgemeester en
Wethouders, dat zij na hun afwijzende houding bij de be
handeling der gemeente-begrooting in Februari j.l. de urgentie
van dit werk alsnog hebben willen inzien. En als hij een
verklaring moet geven van die houding, dan wil hij die op
rekening stellen van een zenuwachtige stemming, veroorzaakt
door de toen verwachte en voor het College van Burgemeester
en Wethouders inzonderheid zoo blijde gebeurtenis.
Spr. prijst den royalen opzet van het plan uit een ver-
keersoogpunt en het fraaie ontwerp van den technischen
dienst. Hij geeft evenwel in overweging om het eilandje
midden op de brug weg te laten, omdat dit z.i. aanleiding
moet geven tot ongevallen.
Men stelle zich den toestand eens voor, als op de Ginne-
kenbrug zoo'n middenpad werd aangelegd.
Verder geeft Spr. in overweging, een verbreeding van het
doorstroomings-profielgelet dient te worden op den grooteren
waterafvoer van de Mark en de Aa als gevolg der ontgin
ningen en de mogelijkheid van overstrooming boven de stad
nu Breda door gebiedsvergrooting meer dan vroeger belang
hebbende is geworden bij een goeden waterafvoer, dient ook
alles in die richting te worden gedaan.
Tenslotte geeft Spr. in overweging, de lantaarns door meer
doelmatige te vervangen.
De heer MEIJVIS kan zich volkomen aansluiten bij het
geen de heer Schrauwen gezegd heeft. Ook is Spr. het
eens met de opmerking van den heer Van Veen over het
doorstroomingsproflel. Hij zou echter nog willen vragen, of het
met het oog op de scheepvaart vooral in de toekomst
geen aanbeveling zou verdienen een beweegbare brug te maken.
De heer SPEYART VAN WOERDEN vindt het plan
best, maar wil toch enkele opmerkingen daarover maken. In
de eerste plaats zou Spr. gaarne vernemen, of er met het
Waterschap „de Aa of Weerijs" overleg is gepleegd over
de wenscheiijkheid het doorstroomingsproflel der brug te