27 MEI 1927 389 verbreeden. Men moet n.l. wel bedenken, dat in den laatsten tijd zeer veel heidegrond is ontgonnen alleen in Zundert al 1000 H.A. en dat dit alles afwatert op de Aa of Weerijs, zoodat al dat water de brug moet passeeren. Spr. meent dan ook, dat men in deze wel degelijk rekening heeft te houden met het hoogerop gelegen stroomgebied der rivier en derhalve voeling dient te houden met het Waterschapsbestuur. In de tweede plaats wil Spr. het hebben over den boog, welke vrij laag bij het water is geprojecteerd. Daardoor zal het bij hoogen waterstand zelfs met eenvoudige vletten niet mogelijk zijn de achtergelegen zich ontwikkelende terreinen te bereiken. Men moet zich hierbij dan ook niet blind staren op het verkeer te landhet verkeer te water is ook een factor, waarmede rekening behoort te worden gehouden. In de derde plaats acht ook Spr. het beter het eilandje midden op de brug weg te laten. Er wordt hier in Breda buiten gewoon goed rechts gehoudenlaat men daarom beginnen zonder een vluchtheuvel aan te leggen. De heer KORTEWEG is, evenals de heer Me ij vis, van meening, dat het maken van een beweegbare brug de voor keur verdient. Immers in de toekomst kan het gebeuren» dat de Aa of Weerijs moet worden vergraven, ja, misschien wel gekanaliseerd tot aan de Belgische grens, mogelijk zelfs in aansluiting met het Kempisch kanaal, waardoor de scheep vaart belangrijk zal toenemen. De ontworpen vluchtheuvel acht Spr. wel degelijk noodig ook op de Ginnekenbrug verdient het ten zeerste aanbeveling een dergelijken vluchtheuvel te maken. De heer BOGMANS is het geheel met den heer Schrauwen eens, dat men dit werk niet moet uitstellen. Spr. hoopt, dat de gemaakte opmerkingen daartoe geen aan leiding zullen geven. De VOORZITTER wijst er op, dat, als het denkbeeld van een beweegbare brug ingang mocht vinden, het plan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 389