27 MEI 1927
391
zich in de toekomst dikwijls herhalen tengevolge van de
ontginningen. Wij hebben dus voor een goeden waterafvoer
te zorgen, vandaar de opmerkingen, welke over het door-
stroomingsprofiel gemaakt zijn. De door den heer Speyart
van W o e r d e n bedoelde boog is ter wille van de archi
tectuur aangebrachtals men hem weglaat, kan men den
doorgang zoo wijd mogelijk maken.
Spr. raadt ten sterkste af ook met het oog op het
internationaal en interlocaal verkeer daar een beweegbare
brug te maken.
Wat het eilandje betreft, geeft Spr. in overweging om
eens op de Ginnekenbrug bij wijze van proef zoo'n vlucht
heuvel te laten aanbrengen er zal dan telkens een ongeluk
plaats hebben. Bovendien is zoo'n eilandje des avonds, zonder
dat daarop een lichtsein is aangebracht, hoogst gevaarlijk,
want Spr. weet uit ervaring, dat er van de ontworpen lan
taarns er geen een is, die veel licht verspreidt.
De heer MEIJVIS zal, gezien de urgentie van de zaak
en de toelichting van Burgemeester en Wethouders, niet
blijven aandringen op het maken van een beweegbare brug.
Spr. blijft echter gehoord de opmerkingen van den heer
Van Veen wèl aandringen op een zoo groot mogelijke
doorvaartwijdte.
De heer SPEYART VAN WOERDEN zou het ten zeerste
op prijs stellen, als eerst nog eens onder de oogen werd ge
zien, of de bewuste boog kan worden weggewerkt, en dat
de Waterschapsbesturen en de Nederlandsche Heide-Maat-
schappij alsnog werden gehoord. Want deze kunnen ons beter
inlichten over den watertoevoer dan de Directeur van Openbare
Werken. Spr. ziet er geen bezwaar in, de verdere behan
deling van dit voorstel tot de volgende vergadering, welke
toch binnenkort te verwachten is, aan te houden.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders
de tegen hun voorstel ingebrachte bezwaren niet van dien