394
27 MEI 1927
De VOORZITTER Dat was de reden niet.
De heer APPELBOOM, voortgaande, zegt, dat het hem
gefrappeerd heeft, dat door Burgemeester en Wethouders
thans wederom een voorstel met betrekking tot een belang
rijk werk gedaan wordt zonder eenig verband en zonder
financieel perspectief. Spr. dringt er bij Burgemeester en
Wethouders op aan, voortaan niet meer met een dergelijk
voorstel te komen buiten de begrooting om en zonder dat
de Raad voor een reeks van jaren weet, welke werken er
uitgevoerd moeten worden.
De heer KORTEWEG merkt op, dat men zich noodeloos
ongerust maakt over den afvoer van overtollig water. Spr.
doet daaromtrent eenige geruststellende mededeelingen. Wat
de doorvaartruimte betreft, zegt Spr dat de Aa of Weerijs
thans toch niet bevaarbaar iszij bezit te veel bochten en
staat 's zomers bijna droog.
De heer VAN VEEN zegt, dat, als men het doorstroomings-
profiel vergelijkt met dat van andere bruggen, het dan vrij
wel overeen zal uitkomen. Maar, men moet niet uit het oog
verliezen, dat men bij deze brug een opstuwing van water
krijgt. Derhalve moet men de doorlaatruimte niet te nauw
maken. Spr. kan de woorden van den heer Appelboom
onderschrijven, hoewel hij Burgemeester en Wethouders
erkentelijk is voor het indienen van dit voorstel.
De heer APPELBOOM verzoekt antwoord op zijn zoo
even gestelde vraag.
De VOORZITTER verklaart, hetgeen de heer Appel
boom bedoelt, niet aan den Directeur gevraagd te hebben.
Het staat evenwel in verband met den bewusten boog,
waarover Spr., als het voorstel wordt aangenomen, nog gaarne
met den Directeur overleg wil plegen.