27 MEI 1927
395
De heer SPEYART VAN WOERDEN heeft vóór enkele
dagen een vergunning bekomen voor het maken van een
brug over Aa of Weerijs bij Rijsbergen. Daarin wordt een
doorlaatbreedte van 9 M. vereischt. Spr. stelt derhalve voor
hoewel hij volkomen inziet het belang van een spoedige
totstandkoming van dit werk dat Burgemeester en Wet
houders in de eerstvolgende vergadering den Raad inlichten
omtrent het weglaten van den bewusten boog en de door-
laatruimte.
De heer SCHRAUWEN moet, nu de Voorzitter de toe
zegging heeft gedaan die kwestie alsnog met den Directeur
te zullen bespreken, het voorstel van den heer S p e y a r t
ontraden.
De heer KORTEWEG meent, dat de Aa of Weerijs bij
Rijsbergen geen 9 M. breed is.
De heer SPEYART VAN WOERDEN Ik kan U de
vergunning laten zien er wordt 9 M. voor doorlaatruimte
vereischt.
De heer VAN VEEN zegt, dat hetgeen de heer Spey-
a r t wenscht, technisch zeer goed uitvoerbaar is. De vraag
is alleen wat zullen de meerdere kosten zijn Van vertra
ging behoeft geen sprake te zijn.
De VOORZITTER verklaart, dat het College zich niet
met het voorstel van den heer Speyart van Woerden
kan vereenigenhet betreft hier een plan, dat welover
wogen is.
De heer VAN WERKHOOVEN twijfelt daaraan, vooral
tengevolge van de uitlatingen van den heer Moll.
De VOORZITTER is ervan overtuigd, dat de Directeur
zich eerst op de hoogte zal hebben gesteld van de bij de
Waterschapsbesturen heerschende meening.