17 MEI 1957 399 is om een oordeel en een beslissing aan onze opvolgers over te laten, misschien wenschen zij met een meer beschei- bedrag te volstaan. Spr. zou dus Burgemeester en Wethou ders in overweging willen geven om dit parade- paard een tijdje op stal te zetten. Als Spr. den Voorzitter bij deze uitdrukking ziet glimlachen, zegt hij nadrukkelijk te willen verklaren, waarom hij aan dien indruk niet kan ontkomen. In de eerste plaats denkt Spr. aan de afwijzende houding, welke Burgemeester en Wethouders aannamen toen bij de behandeling der gemeente-begrooting, eenige maanden gele den, op de wenschelijkheid van sommige nieuwe werken werd gewezen. Ook brengt Spr. in herinnering, hoe zelfs een volledige bestrating van den Vestkant, toch zeer zeker urgent, in de vorige raadsvergadering door Burgemeester en Wethouders werd afgewimpeld. Bij zoo n schrielheid kan hij zich niet voorstellen, dat dit kostbare voorstel ernst is. Maar ook de voorbereiding van het voorstel is al weinig volledig. In de teekening van het alles beslissende wegprofiel zijn niet aangeduid de voortuin tjes der huizen, noch de voorgevel en wie deze groote leem te niet inziet, beprijpt de portée van het voorstel niet. Van een verbreeding van de brug over de Mark is geen sprake en het wil Spr. voorkomen, dat hieraan toch wel in de eerste plaats mocht zijn gedacht als men zoo'n kostbaar werk als het onderhavige ter hand gaat nemen. Spr. zou zeer gaarne op andere technische onderdeelen in gaan, maar hij zal dit thans niet doen, overtuigd als hij is, dat de Raad gevolg zal geven aan den van verschillende zijden te kennen gegeven wensch om dit plan te laten rusten. De heer MOLL wil, naar aanleiding van het gezegde van den heer Speyart van W o e r d e n, dat het indie nen van dit voorstel niet pleizierig stemt, verklaren, dat hij de oorzaak is, dat dit voorstel hier zoo spoedig in behan deling komt. Het betreft hier een voorstel, dat langen tijd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 399