i
27 MEI 1927
405
De heer VAN WERKHOOVEN zou, naar aanleiding
van het hooge percentage werkloozen, waarvan Wethouder
Moll heeft gesproken, willen vragen, hoeveel werkloozen
er indertijd, bij de asphalteering van Stationsplein en Willem
straat zijn te werk gesteld. Spr. meent, dat dergelijke werken
altijd door deskundige werklieden worden uitgevoerd^ Hij
beschouwt de door Wethouder Moll in het uitzicht gestelde
werkverruiming dan ook slechts een paradepaardje te zijn.
Waarom stelt men de werkloozen niet in den Belcrumpolder
te werk, daar is genoeg eenvoudig grondwerk voor onge
schoolde krachten.
De heer VAN VEEN heeft met verbazing door den heer
Moll als hoofdmotief voor de voorgestelde verbetering
werkverruiming hooren aanvoeren. Er staat daarvan evenwel
niets in het voorstel vermeld. Spr. is het in deze volkomen
met den heer Van Werkhooven eens. Wie gaan bij
dergelijke werken met het geld strijken? De deskundige krachten.
De heer Schrauwen heeft gezegd, dat de vergelijking
van de Baronielaan met het Dijkje en den Vestkant mank
gaat, daar de Baronielaan door Breda verwaarloosd is. De
heer Schrauwen moet echter voor den Vestkant een
uitzondering maken, want, waarom is deze weg niet over de
geheele breedte bestraat
De heer APPELBOOM merkt op, dat dit werkloosheids
debat toch in geenen deele verband houdt met het voorstel
van den heer Speyart van Woerden. Spr. zal er dan ook
niet verder op ingaan hij wil er alleen op wijzen, dat over
die werkverruiming geen woord in de stukken staat vermeld.
De heer MOLL Het is ook een zeer bijkomstige zaak.
De VOORZITTER wenscht, alvorens het voorstel-
Speyart van Woerden in stemming te brengen, te constateeren,
dat zijn betoog niet is bestreden. Men zal bij aanneming
van het voorstel-Speyart evenveel voor het oplappen van de
Baronielaan moeten uitgeven als de rente van het aangevraagde
cCwt