24 JUNI 1927 413 De heer VAN VEEN wenscht die vaststelling nog eenige weken te verschuiven. De leden van den Raad hebben deze notulen, welke een lijvig boekdeel vormen, eerst sedert eenige dagen in handen, zoodat het hem nog niet mogelijk is ge weest ze door te lezen. De VOORZITTER antwoordt, dat tegen aanhouding geen bezwaar bestaat. De vaststelling van bovenvermelde notulen wordt daarop aangehouden. De VOORZITTER wenscht, alvorens tot behandeling der agenda over te gaan, de volgende opmerking te maken In de vorige raadsvergadering, d.d. 27 Mei, onder het Voorzitterschap van den Wethouder Mr. P e 1 s t e r, was deze genoodzaakt ernstige afkeuring uit te spreken over het feit, dat het lid van den Raad, de heer Van Veen, in de Pers mededeelingen had gedaan over hetgeen in een vooraf gaande geheime vergadering was voorgevallen. In zijn ant woord zette toen de heer Van Veen de schending van het geheim voort. Nog erger werd het, toen de heer Van Veen sinds dien in de Bredasche Courant van 30 Mei een stuk publiceerde waarin o.m. te lezen is, dat de voorzitter buiten de openbare vergadering had medegedeeld dat voorlezing zou worden gedaan van het rapport der enquête-commissie over personeels- verhoudingen en toestanden aan de gasfabriek en dat, wat den inhoud van dat rapport betreft, dit bevatte een eisch tot veroordeeling van zekere personen, zelfs een vonnis. Dat de door den Raad gewenschte geheimhouding geen beperking inhield, wist de heer Van Veen. Van een „slip of the pen" kon ook geen sprake zijn, immers geschiedde deze publicatie nadat in den Raad de vorige publicatie als volstrekt onoirbaar en incorrect was gekenmerkt. Afkeuring, zelfs ernstige afkeuring in en, ik mag zeggen, door den Raad, die aldus in zijn vrijheid van spreken wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 413