414 24 JUNI 1927 belemmerd, blijkt niet te helpen. Het eenige middel om ver keerde gevolgen te voorkomen, schijnt te zijn, dat men in geheime vergadering met den heer Van Veen de uiterste voorzichtigheid betracht. Waar dit somtijds de vrije gedachten- wisseling zal kunnen belemmeren, met het gevolg dat het gemeentebelang wordt geschaad, spreek ik de hoop uit, dat de heer Van Veen van zijn dwaalweg terugkomt, zich meteen hoedend voor de toepassing op hem van art. 272 van het Wetboek van Strafrecht, dat schending van gehei men met een gevangenisstraf tot zes maanden straft. De heer VAN VEEN zegt, dat het volkomen juist is, dat hij bij herhaling over het bewuste rapport heeft geschre ven. Zijn protest ging evenwel niet over den inhoud van dit rapport daarover heeft Spr. niet gerept maar over het feit, dat het een eisch en een vonnis inhield Spr. zal zich nimmer neerleggen bij geheime eischen en geheime vonnissen tegen ambtenarenhij hoopt, dat de Voorzitter hem in 't vervolg bij dergelijke gelegenheden te voren in openbare vergadering zal waarschuwen. De VOORZITTER antwoordt, dat dit een onmogelijke eisch is. De Raad heeft altijd zeer gehecht aan het geheim der besloten vergaderingen. Spr. herinnert in dit verband aan de dankbaarheid van den heer Z ij 1 m a n s op 11 Maart 1919, toen Spr. tegen schending van geheimen optrad, en noodigt den heer Van Veen uit met diens andere „erfenissen" ook die mentaliteit tegenover deze aangelegen heden over te nemen. De heer VAN VEEN wil er nogmaals de aandacht op vestigen, dat men in deze de hoofdzaak voorbij zietSpr. heeft het geheim niet geschonden de man op de straat wist, dat het rapport bestond, en over den inhoud heeft Spr. niets vermeld. Men kan hem echter geen geheimhouding opleggen over een vonnis.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 414