418 24 JUNI 1927 De heer SCHRAUWEN brengt in herinnering, dat Bur gemeester en Wethouders nog niet lang geleden, n.l. in 1925, advies hebben uitgebracht over een dergelijk verzoek. De Raad weet dus wel hoe het prae-advies er zal uitzien. Spr. ziet dan ook de noodzakelijkheid van het uitbrengen van een prae- advies over deze zaak niet in en doet derhalve het voorstel om terstond aan het verzoek te voldoen. De heer KOOPERBERG sluit zich aan bij de woorden van den heer Schrauwen. Gezien de voordeelen, welke voor de gemeente aan deze onderhandsche verpachting verbonden zijn, wenscht ook Spr. prae-advies in deze achterwege te laten en de pacht voor drie jaren te continueeren. De heer HORNIX wijst er op, dat het voor belanghebbende van zeer groot belang is, dat op dit verzoek spoedig een beslissing wordt genomen. Spr. wil niet zoover gaan als de heeren Schrauwen en Kooperberg; hij verzoekt Burgemeester en Wethouders in de eerstvolgende raads vergadering, welke a.s. Donderdag 30 Juni zal worden ge houden, met een prae-advies te komen. De heer CERUTTI merkt op, dat de aanvrage dateert van 5 MeiBurgemeester en Wethouders zijn dus wel zeer laat met hun prae-advies. Spr. ondersteunt dan ook het verzoek van den heer H o r n i x. De VOORZITTER is hoogst verwonderd, dat er stemmen opgaan om geen prae-advies te ontvangen. Zulks lijkt Spr. een verkeerde manier van handelen. Van spoed kan hier geen sprake zijnhet gaat immers over de kermis in het najaar van 1928, dus zal belanghebbende van eenig uitste' der behandeling geen schade ondervinden. Spr. begrijpt dan ook de reden niet waarom men in deze zoo hard van stapel wenscht te loopen de in de aanvrage genoemde cijfers zijn nog niet onder de oogen gezien, zoodat het College zijn oordeel nog niet heeft bepaald. De Raad kan thans niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 418