438
24 JUNI 1927
De heer MEIJVIS vindt het prae-advies op zijn zachtst
uitgedrukt niet juist, om niet te zeggen onverantwoordelijk.
Burgemeester en Wethouders zeggen daarin zelf, dat van
het opheffen der Huurwetten huurverhooging het gevolg zal
zijn. Desniettemin geven zij in overweging, geen gemeentelijke
huurverordening in het leven te roepener moet worden
gestreefd naar toeneming der woningproductie, zeggen zij.
Er zal evenwel heel wat tijd verloopen eer het woning-tekort,
dat thans nog 700 bedraagt, is ingehaald. En intusschen wordt
de Bredasche bevolking de dupe, want sterke huuropdrijvingen
zijn nu al aan de orde van den dag. De uitlating van den
Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid op 7 December
j.l. in de Tweede Kamer gedaan, moet z.i. dan ook voor
den Raad aanleiding zijn om dit prae-advies af te stemmen.
Ongeacht de kwestie van de wettelijke sanctie, is men ver
plicht in den kortst mogelijken tijd al het mogelijke te doen
om groote schokken te voorkomen.
Den heer KROONE is de inhoud van dit prae-advies
zeer tegengevallen, vooral omdat daarin ook indien een ge
meentelijke regeling van hetgeen de Huurcommissiewet beoogt
niet op wettelijke bezwaren zou stuiten, een zoodanige regeling
wordt ontraden. Spr. is het met den heer M e ij v i s eens,
dat er, ongeacht de kwestie van de wettelijke sanctie, een
gemeentelijke huurverordening komen moet. Immers, er zijn
evengoed juristen, die een zoodanige verordening wèl als niet
mogelijk achten. In Amsterdam en in Rotterdam is er reeds
een huurverordening door den Raad vastgesteld. Het zal dus
zoo moeilijk niet zijn om een dergelijke verordening voor
Breda te makenmen is dan gereed voor het geval de Am-
sterdamsche en Rotterdamsche verordeningen niet vernietigd
mochten worden. Wat het bezwaar van het ontbreken eener
huuropzeggingsregeling betreft, wijst Spr. op het feit, dat de
Huurcommissiewet vóór het totstandkomen van de Huur-
opzeggingswet toch ook practisch resultaat heeft gehad. Spr.
kan dan ook in geenen deele met het prae-advies meegaan.