24 JUNI 1927
439
De heer SPEYART VAN WOERDEN merkt op, dat
in de considerans van het besluit, waarbij de Huurwetten
zijn ingetrokken, staat, dat de omstandigheden het niet langer
noodig maakten ze te handhaven. Spr. gelooft wel, dat in
Breda daarvan het gevolg zal zijn eenige verhooging der
huren. Nu wil men dit voorkomen door een huurverordening
te maken evenals Amsterdam en men maakt zich niet druk
over een eventueele vernietiging door de Kroon. Deze zal zich
de zaak echter toch wel aantrekken, aangezien daarbij te zeer
wordt ingegrepen in particuliere belangen. De beslissing, door
Amsterdam uitgelokt, is dan ook wel te voorzien Maar,
neem nu eens aan, dat een dergelijke verordening niet ver
nietigd wordt, dan heeft men een plaatselijke verordening,
die zal betreffen woningen in Breda. De verbodsbepalingen
zullen gelijkluidend moeten zijn aan die der Huurcommissiewet,
zoodat het verboden zal zijn een hoogere huur te bedingen
of aan te nemen dan voor de woning is vastgesteld. Maar,
de regeling is dan beperkt tot Breda, d.w.z. dat een en ander
niet strafbaar is, als het even over de gemeentegrens geschiedt.
Men kan b.v. straffeloos de huurcontracten te Ginneken sluiten
en daar de huurpenningen innen.
De heer MEIJVIS U moet de menschen niet wijzer
maken dan ze al zijn.
De heer SPEYART VAN WOERDEN Ik wil alleen
wijzen op de practische bezwaren en den Raad behoeden
voor het maken van een verordening, waarmede hij zich
blameertde ontduikingen liggen voor het grijpen. Daarbij
komt nog iets, thans is de grens van den huurprijs in de
wet vastgelegd een dergelijke bepaling kan de Raad even
wel niet in een verordening opnemen. Vervolgens mist men
de Huuropzeggingswet. Nu zegt de heer Kroone wel:
„Het ging vóór het totstandkomen van die wet ook goed",
maar, het bleek dan toch noodig dat zij kwamZonder een
regeling van de huuropzegging kan men eenvoudig uit zijn
woning worden gezet. Men roept met zulk een verordening