24 JUNI 1927 445 den Raad. Dit College nu is naar de meening van Burge meester en Wethouders niet het aangewezen lichaam om in dergelijke zaken te beslissen het is onnoodig nader aan te duiden waarom het College daarvoor alle geschiktheid mist. Spr. geeft den Raad dan ook in ernstige overweging, het voorbeeld van Rotterdam en Amsterdam niet te volgen. Ook daar was trouwens groot verschil van meening, zoo zelfs dat Amsterdam uit de impasse wil komen door continueering van de wet speciaal voor die stad, hetgeen tot een merk waardig verzoek aan de Regeering heeft geleid. De heer S p e y a r t behoeft zich de verwijten met betrekking tot de kwestie der ontduiking niet aan te trekken anderen hebben al eerder in het openbaar bedoeld middel besprokenaldus Prof. Meijers in zijn advies in „Gemeentebestuur". Wat den woningnood betreftwij hebben getoond den noodtoestand wel te begrijpen. Wij hebben zelfs niet tot ons genoegen noodwoningen doen bouwen en elk plekje grond daarvoor benut. Vervolgens rest nog één vraag ter overweging en wel deze: Zijn de huiseigenaren, die men voor een deel der bestaande woningen wil belemmeren in hun vrijheid, alléén de schuld van de opdrijving der huren De loonen in de bouwbedrijven zijn hoog in verhouding tot andere misschien is medewerking van de belanghebbenden in eenigszins bezuinigende richting ook een goed middel om tot betere toestanden te geraken. Ten slotte deelt Spr. mede, dat nog is ingekomen een adres van de R.K. Werkliedenvereeniging „St. Petrus" ter zake. Daarop wordt het prae-advies van Burgemeester en Wethouders in stemming gebracht en aan genomen met 12 tegen 6 stemmen. Voorde heeren Moll, Kooperberg, Pelster, Van Veen, Hornix, Elich, Loomans, Korteweg, Van Groenendael, Cerutti, Appelboom en Speyart van W o e r d e n.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 445