462
24 JUNI 1927
practisch bezwaar. Thans wekt de houding van Burgemeester
en Wethouders in deze dan ook sterk den indruk van
partijdigheid.
De heer APPELBOOM meent, dat de afdeeling van het
Roode Kruis al stappen had gedaan om hier een inzameling
te houden, toen haar dit door Burgemeester en Wethouders
geweigerd werd. Spr. is van oordeel, dat het op den weg
van Burgemeester en Wethouders had gelegen de beide
vereenigingen tot elkaar te brengen ten einde hen te doen
samenwerken. Zulks zou aan de opbrengst der collecte ten
goede gekomen zijn en men had dan tevens de onaangename
bejegening van het Gemeentebestuur in de pers vermeden.
Spr. heeft alle respect voor de verrichtingen van het R, K.
Huisvestingscomité, maar evenzooveel voor die van het Ned.
Roode Kruis. Het zal z.i. voor Breda met zijn gemengde
bevolking aanbeveling verdienen voortaan de samenwerking
tusschen beide vereenigingen te bevorderen.
De heer HAALMAN wil alleen dit zeggen, dat hij bij
niemand onderdoet in waardeering voor het R. K. Huis
vestingscomité. Spr. kan zich voorts volkomen aansluiten bij
de woorden van den heer Appelboom; ook hij is van
meening, dat er nog voldoende tijd en gelegenheid was ge
weest om de beide vereenigingen samen te brengen.
De VOORZITTER meent, dat de bestrijding van het
standpunt van Burgemeester en Wethouders zwak is gebleken.
Tegen dat standpunt is inderdaad niets aan te voeren.
Na de stormramp richtte het R.K. Huisvestingscomité zich
tot het College met het verzoek een collecte te mogen houden.
Burgemeester en Wethouders gingen daarop terstond in en
zulks met ingenomenheid, omdat de ervaring twee malen had
geleerd hoe doeltreffend zoodanige collecte was en hoe een
ieder, van welke gezindte ook, daaraan gaarne bijdroeg. Dat
een tweede collecte al kwam het verzoek van een zoo
hoog geacht instituut als het Roode Kruis te Breda niet