3 'zit- j J\ 465 De VOORZITTER Ik heb gezegd, dat er in de plaat selijke pers voortdurend verband is gelegd tusschen het weigeren der collecte aan het Roode Kruis en de politiek. De heer HORNIX kan, evenals de heer Appelboom, de motie van den heer Cohen in haar tegenwoordigen vorm niet steunen. Spr. vindt het jammer, dat de aanvraag van het Roode Kruis niet is toegestaan, zoodoende valt er een mindere opbrengst te betreuren. De heer VAN VEEN had een nadere verklaring van Burgemeester en Wethouders verwacht en wel in dezen zin: „Wij hebben naar beste weten gehandeld, maar, gezien de vele belangstelling voor deze zaak gewekt, zullen wij bij voorkomende gelegenheden trachten de beide vereenigingen tot elkaar te brengen". De heer KORTEWEG heeft met belangstelling het debat gevolgd. Spr. wenscht naar aanleiding van het betoog van den heer Cohen op te merken, dat Burgemeester en Wet houders de beide vereenigingen toch niet kunnen gelasten samen te werken. De heer SCHRAUWEN zegt, dat de heer S p e y a r t van W o e r d e n heeft aangetoond, dat het Roode Kruis zich verleden jaar niet op den weg^afEP -u 11 m w inkimg wilde begeven Spr. kan dit bevestigen. De fout van het Roode Kruis is, dat het thans ««gy: „De vorige maal hebben wij geweigerd maar nu willen wij wel." De heer COHEN brengt, gehoord de bezwaren die ver schillende leden tegen zijn motie hebben, daarin de volgende wijziging. In plaats van „Spreekt zijn afkeuring uit" enz., wordt „gelezen: „Spreekt zijn teleurstelling uit over het feit, dat „Burgemeester en Wethouders geen pogingen hebben aan gewend om een gezamenlijke actie van het R. K. Huis vestingscomité en het Roode Kruis tot stand te brengen",

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 465