30 JUNI 1927
487
besturen in hoofdzaak gelijk zijn. Zoodra men een afrekening
onderzoekt, zal men op moeilijkheden stuiten, welke door
briefwisseling met Burgemeester en Wethouders kunnen
worden opgehelderd. De andere afrekeningen zullen dan
allengs beter vlotten. Het onderzoek zal overigens voor
namelijk gaan over uitgaven, welke Burgemeester en Wet
houders hebben toegestaan en die de Commissie zou willen
schrappen. Het zal ook niet noodig zijn alle afrekeningen te
onderzoeken. Men kan b.v. de afrekening van een Roomsch
Katholieke en van een Protestantsche school onderzoeken.
De heer HORNIX vindt het bezwaar, dat de leden niet
deskundig zijn, gemakkelijk te ondervangen. Aan de commissie
toch kan worden toegevoegd de ambtenaar belast met het
plaatselijk schooltoezicht, die de leden kan inlichten.
De heer VAN WERKHOOVEN is eenigszins perplex,
dat zijn voorstel tot zooveel discussie aanleiding geeft. Toch
wenscht Spr. het met kracht te handhaven.
De heer KORTEWEG acht het hoofdzaak, dat de com
missie onderzoekt, of de gelijkstelling goed wordt doorge
voerd. In 1922 werd 60°/0 voorschot op de gemeentelijke
vergoeding verleend. In 1923 werd 70°/0 gegeven in de maand
Juli, in 1924 in October eveneens 70°/0. Dit beteekent voor
de schoolbesturen een aanzienlijk renteverlies, daar zij vóór
dien tijd op eigen kas waren aangewezen.
De VOORZITTER vindt, dat de heer Korteweg het
onderzoek niet vergemakkelijkt en zelfs het op verkeerde
banen brengt. Een onderzoek, of de geest van gelijkstelling
goed is doorgevoerd is niet zoo eenvoudig en krasser is,
dat de heer Korteweg meent, dat het onderzoek uitbou-
wing van de Lager Onderwijswet moet nastreven. Van de
zijde der schoolbesturen zijn geen moeilijkheden van beteekenis
gerezen. Een uitgebreide correspondentie is ter zake gevoerd