494
30 JUNI 1927
De heer HORNIX merkt op, dat in de raadsvergadering
van 20 Augustus 1926 door den Voorzitter uitdrukkelijk is
verklaard, dat geen nieuwe credietaanvrage den Raad meer
bereiken zou. Bij de behandeling van de gemeente-begrooting
voor het jaar 1927 heeft de heer Speyart van Woerden
er op aangedrongen, dat bij de in te dienen nota de meest
volledige bescheiden, bestekken zoowel als rekeningen, zouden
worden overgelegd en voorts de wenschelijkheid van een
commissie van onderzoek betoogd. Daar de heer Speyart
van Woerden niet in deze vergadering aanwezig is, wil
Spr. in diens geest handelen en stelt daarom voor een commissie
van onderzoek in te stellen.
De heer KROONE brengt naar voren, dat in de raads
vergadering van 20 Augustus 1926 geen onrechtmatige critiek
1s uitgeoefend op de aanvrage om een aanvullingscrediet.
Spr. kan daarom meegaan met het voorstel van den heer
Ho r n i x, maar hij wil eerst de toelichting van Burgemeester
en Wethouders hooren. Mogelijk dat die hem tot een ander
besluit brengt.
De heer APPELBOOM meent, dat het instellen van een
commissie van onderzoek zal kunnen voorkomen worden, indien
Burgemeester en Wethouders volledige inzage van de stukken
geven. Daarbij moet dan worden gegeven een overzicht van de
ramingen, aanvankelijk gemaakt en zooals die werkelijk zijn
geworden. De verschillen kunnen dan direct worden bezien.
Spr. meent, dat het ook in de bedoeling van den heer
Speyart van W o e r d e n heeft gelegen om deze ver
schillen op te sporen. Als men dat kan nagaan, lijkt Spr.
een commissie niet noodig.
De VOORZITTER zegt critiek op dit voorstel wel ver
wacht te hebben. De vraag rijst echter, of het vragen van
dit crediet, op zich zelf verkeerd is. Spr. meent deze vraag
ontkennend te kunnen beantwoorden. Wat toch is het geval?
Eerst werd een eenvoudig plan van f 30000,ontworpen,
hetwelk werd verhoogd tot f 60000, Later is weer een