26 JULI 1927 529 zijn derhalve doende een verordening te maken op de heffing van een z.g. aanlegbelasting, welke den Raad eerlang ter vaststelling zal worden aangeboden. Wat de aansluiting aan de gemeentelijke waterleiding betreftzoodra men de zekerheid heeft, dat dit rendabel is, zal het gebeuren. Verder wil Spr. hierop thans niet ingaan, daar deze kwestie verband houdt met vraag 4, welke in be sloten vergadering zal worden behandeld. Tenslotte zegt Spr., dat een voorloopige afwatering zonder rioleering niet wel mogelijk is. De onvoldoende afdekking der rioolkolken is beperkt tot de Willemstraat, en deze is zooals gezegd particulier eigendom. De heer HAALMAN is het met den heer P e 1 s t e r eens ten opzichte van de schuldkwestie. Spr. vraagt, naar aanleiding van diens uitlating over de Willemstraat, of men het er niet op kan aansturen, dat die straat in handen van de gemeente overgaat. Spr. verklaart voorts, geen bezwaar te hebben tegen het doen bijdragen van de eigenaren van aangrenzende woningen in de kosten van bestrating, en derhalve ook niet tegen een z.g. aanlegbelasting, maar zulks kan niet gelden voor het gedeelte van den Vestkant, dat altijd braak heeft gelegen Spr. wil dan ook bedoeld gedeelte daarvan uitzonderen. De heer VAN VEEN merkt op, dat de heer Pel ster heeft gezegd, dat de gemeente Breda in deze geen schuld treft. Dit kan echter volgens Spr. niet gelden voor den Vestkant, want deze was privaat-eigendom van Breda. Derhalve rustte op haar, evenals op ieder ander particulier, de verplichting tot het aanbrengen van bestrating en riolee ring. Met het doen bijdragen van de eigenaren der aan grenzende panden in de bestratingskosten kan Spr. medegaan, doch alleen voor zoover het geheel nieuw aangelegde wegen betreft. In dit geval betreft het echter een bestaande, zeer arme buurt. Ook dit laatste is een factor, waarmede rekening

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 529