24 AUGUSTUS 1927 547 Wethouders uit, dit thans hier mede te deelen, ten einde tijdverlies te voorkomen. De VOORZITTER verklaart, dat Burgemeester en Wet houders van oordeel zijn, dat zulks schriftelijk behoort te gebeuren en niet mondeling. De heer HAALMAN zegt, dat deze zaak al tien maanden loopt. Het is bekend, dat het College van Burgemeester en Wethouders op een gelijkluidend verzoek van den heer d e Kat afwijzend heeft beschikt. Deze heeft zich toen tot Bur gemeester en Wethouders gewend met het verzoek om de motieven te mogen vernemen, welke tot de weigering hadden geleid. Het antwoord luidde, dat Burgemeester en Wethou ders geen redenen aanwezig achten om die motieven mede te deelen. De Directeur heeft de zaak vervolgens aan de Gascommissie medegedeeld, welke op haar beurt een schrij ven tot Burgemeester en Wethouders heeft gericht, verzoe kende de motieven van de weigering te mogen weten. Maar ook zij heeft ten antwoord gekregen, dat er voor het College geen aanleiding bestond om die redenen mede te deelen. Spr. vindt die houding kleinzielig. Waarom heeft het College de motieven niet vertrouwelijk aan de Gascommissie medege deeld Het stellen van dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies noemt Spr. een noodeloos gebaar, want men weet vooruit, dat dit afwijzend zal zijn. De zaak zou dus thans gemakkelijk behandeld kunnen worden, als Burgemeester en Wethouders hadden medegedeeld, waarom zij het verzoek van den heer de Kat hebben afgewezen. Het gaat bij Spr. niet zoozeer om de zaak zelve, als wel om het feit, dat aan de Gascommissie op haar verzoek niet de termen zijn medegedeeld, welke Burgemeester en Wethouders tot hun afwijzende beschikking hebben geleid. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Haaiman het derde pleidooi levert voor het uitbrengen van prae-advies.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 547