24 AUGUSTUS 1927
549
willen bepalen op f 4500— f 5500. Uit de notulen van
het verhandelde in de raadsvergadering van 14 November
1919 blijkt, dat men toen reeds het salaris van den Ontvanger
op f 6000.— wilde zien gebracht. Spr. is van meening, dat
men nu ook dit standpunt moet blijven innemen. Het wil
hem derhalve voorkomen, dat de Raad goed zal doen met
van deze gelegenheid gebruik te maken om Gedeputeerde
Staten mede te deelen, dat hij het op prijs zou stellen, indien
de wedde van den Ontvanger werd bepaald op f 5000.—
f 6000. Voorts zou Spr. namens die drie leden van de
Salariscommissie willen voorstellen aan den Ontvanger een
wachtgeld toe te kennen wegens de opheffing van zijn functie
als administrateur van het Gemeentelijk Pensioenfonds. Reeds
bij zijn indiensttreding behoorde de administratie van dit
pensioenfonds tot de taak van den Ontvanger, hetgeen ook
blijkt uit zijn instructie. Hij heeft dan ook, toen er hier nog
geen premievrij pensioen was, daarvoor een pensioenbijdrage
gestort. Het was dus geen tijdelijke, maar een vaste betrek
king. Daarom zou het alleszins billijk zijn, den Ontvanger nu
deze functie is opgeheven een wachtgeld toe te kennen. Spr.
doet derhalve het voorstel
aan den Ontvanger, in verband met de opheffing van
het pensioenfonds vanaf 1 Januari 1926 als zijnde den datum
van opheffing, hiervoor een wachtgeld toe te kennen als volgt
voor het eerste jaar (1926) het volle bedrag van f 500,—
en voor de volgende jaren 70 °/0 van dat bedrag, tot voor
den Ontvanger een financieel gelijkwaardige betrekking zal
worden in het leven geroepen.
De VOORZITTER constateert, dat de heer Kroone
Gedeputeerde Staten zou willen mededeelen, dat de Raad
met de voorgenomen regeling accoord gaat, behoudens het
salaris van den Gemeente-Ontvanger, dat hij gaarne op
f 5000f 6000 wenscht te zien gebracht. Wat betreft
het voorstel van den heer Kroone, tot toekenning van een
wachtgeld aan den Ontvangerdit is een punt, dat op zich