562
24 AUGUSTUS 1927
De heer SCHRAUWEN noodigt Burgemeester en Wet
houders uit om, als hetgeen de heer Cohen heeft mede
gedeeld inderdaad juist is, het voorstel terug te nemen.
De heer PEL.STER brengt in herinnering, dat de heer
Cohen bij iedere begrooting, die hier behandeld wordt,
aandringt op verlaging van de huren der noodwoningen.
Spr. heeft daarop geantwoord, dat als ieder bewoner gere
geld de huur betaalde daartoe wellicht zou kunnen worden
overgegaan, maar als zulks niet gebeurt, dan kan van huur-
verlaging geen sprake meer zijn. Er wordt echter gezegd
„Betaal maar niet; de gemeente doet je toch niets". Daarom
is het wel noodig, daartegen eens wat te doen. Spr. zal de
cijfers van den heer Cohen niet bestrijden, aangezien hem
dit op het moment niet mogelijk is. Hij is er echter van
overtuigd, dat er in deze wel degelijk onwil aanwezig is
de Adjunct-Directeur van Openbare Werken heeft hem dit
op zijn desbetreffende vraag nadrukkelijk verzekerd. Het is
dan ook in het belang van de andere huurders, dat men
zoo nu en dan eens een voorbeeld stelt.
De heer VAN WERKHOOVEN kan zich indenken, dat
men, zooals de heer P e 1 s t e r zooeven zeide, zoo nu en
dan eens een voorbeeld moet stellen, maar, gehoord de
cijfers van den heer Cohen, wil Spr. in deze clementie
bepleiten.
De heer COHEN zal verlaging van de huren der nood
woningen blijven bepleiten. Het College moet dan maar een
regeling zien te treffen, waardoor de goeden niet met de
kwaden behoeven te lijden. De heer P e 1 s t e r heeft zich
beroepen op de uitspraak van den Adjunct-Directeur van
Openbare Werken; Spr. is ook bij den heer d e W o lf geweest
om informaties in te winnen, maar hij is ook bij anderen
geweest. Dit laatste heeft de Wethouder verzuimd hij had
zelf een onderzoek moeten instellen. Menschen, die kunnen,
maar niet willen betalen, moeten aangepakt worden. In dit