24 AUGUSTUS 1927 563 geval kan Spr. echter pertinent verklaren, dat de beide eerstgenoemden niet kunnen betalen de wil is er wel, maar zij zijn er niet toe in staat. En zulke menschen zou de heer Pel ster op straat willen zetten! Spr. vraagt den Wet houder, of dat de toepassing is van zijn Christelijke begin selen. Ten slotte dringt Spr. er bij Burgemeester en Wet houders op aan, het voorstel terug te nemen en opnieuw een onderzoek in te stellen. De heer BOGMANS deelt mede, dat hem enkele jaren geleden in een dergelijk geval gebleken is, dat enkele huur ders wèl en andere niet betalen wilden. Als hetgeen de heer Cohen heeft medegedeeld inderdaad juist is, dan is Spr. het met hem eens, maar anders is hij er voor, de absoluut onwilligen aan te pakken. De heer VAN VEEN zegt, dat, als hij het goed begre pen heeft, dit een voorstel-d e W o 1 f is. Nu heeft Spr. er in het algemeen geen bezwaar tegen, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen van ondergeschikt belang van hun ambtenaren overnemen, doch in dit geval wel. Er kunnen zich n.l. hierbij moeilijkheden voordoen, die niet te voren zijn te voorzien. Spr. vraagt, of dergelijke voorstellen niet eerst door een speciale commissie onderzocht zouden kunnen worden. De heer BOGMANS zegt, dat er in het door hem zoo even aangehaalde geval ook lieden bij waren, die hun huurschuld wilden afbetalen, en vraagt, of er sindsdien te dien opzichte een regeling is getroffen. De heer PELSTER, de verschillende Sprekers beant woordende, zegt, dat Burgemeester en Wethouders altijd nog met de executie van het vonnis kunnen wachten, als blijkt, dat de nalatige alsnog tot betaling van het achter stallige wil overgaan. De heer Cohen wil Spr. de taak van woningopzichter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 563