24 AUGUSTUS 1927
579
De heer VAN VEEN zegt het volgende
Bij dit prae-advies om aan Paulussen ontheffing van
art. 15 toe te staan voor het bouwen van een pakhuis op
zijn open terrein aan de Boeimeerstraat heeft mijne aandacht
getrokken de voorwaarde sub a, waarbij aan adressant- de
verplichting wordt opgelegd om de voortuin van het perceel
op den hoek van Boeimeerstraat en Baronielaan af te
ronden op de aangegeven wijze, omdat deze met de onthef
fing in geenerlei verband staat.
Ik vind zulk eene verbetering uitstekend, maar keur de
wijze, waarop zij wordt ingeleid en misschien is verkregen, af.
De gemeente toch kan slechts overwegen, of eene ontheffing
op grond van de bepalingen der Bouwverordening en
Woningwet kan worden verleend of niet en hare voorwaarden
alleen op de desbetreffende bepalingen der Bouwverordening
en der Woningwet gronden.
Gaat men verder, zooals hier het geval is, dan begeeft
men zich op een gevaarlijken weg vandaag is het een stukje
grond, morgen een bedrag in geld, dat men van den aanvrager
vordert, en de handhaving van achterrooilijn en toevoer
van licht en lucht tot de achterzijde der woningen komt in
het gedrang.
Ik stel daarom voor om die voorwaarde sub. a., die een
gevaarlijk precedent vormt en een onaangenamen indruk
maakt, te schrappendaartegen kan, dunkt mij, ook geen
bezwaar bestaan, aangezien blijkens het volgende punt der
agenda de aanvrager Paulussen zich bereid heeft ver
klaard om den grond voor afronding op den hoek der beide
straten aan de gemeente te verkoopen.
De VOORZITTER wijst er den heer Van Veen op,
dat vóór het stellen van deze voorwaarde overleg is gepleegd
en dat Paulussen zelf er mede accoord gaat. Een goede
oplossing van een verkeersbelemmering wordt verkregen.
Dat de door den heer Van Veen genoemde bepaling in
de vergunning is opgenomen is het resultaat van overleg.