590 24 AUGUSTUS 1927 Zonder eenige bedenking wordt daarop conform het voorstel besloten. De VOORZITTER stelt voor, punt 36 aan het einde der agenda te behandelen. Daartoe wordt besloten. 37. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, (a) tot vaststelling van de driejaarlijksche afrekening der vergoeding ex art. 101 der Lager Onderwijswet 1920 aan de bijzondere schoolbesturen over de jaren 1922, 1923 en 1924 (aangehouden in de vergadering van 30 Junij.l.), met verslag van de toen benoemde commissie een en ander luidende als volgt (a.) „Ingevolge het bepaalde bij art. 101, 8elid der L.O.-wet „1920 wordt om de 3 jaren de vergoeding voor exploitatie- „kosten, waarop de bijzondere schoolbesturen overeenkomstig „art. 101, le lid aanspraak hebben, verminderd tot het bedrag „hetwelk noodig is tot goedmaking van de over die 3 jaren „werkelijk gemaakte kosten. ,,De hierbedoelde vergoeding is voor de eerste maal uit gekeerd in 1922, zoodat voor de scholen wier genot in dat „jaar is aangevangen het eerste tijdvak van 3 jaren loopt „over 1922, 1923 en 1924. De besturen dezer scholen hebben „over dat tijdvak eene rekening en verantwoording met bij- Jagen ingezonden, die wij hebben onderzocht. Het resultaat „van dat onderzoek is neergelegd in de hierbijgevoegde „besluiten van ons college, waarbij de uitgaven voor die „scholen voorloopig werden vastgesteld. Daaruit zal U blijken, „dat meerdere uitgaven, die naar onze meening niet voor „vergoeding in aanmerking komen, geschrapt zijn geworden. „Hiertoe behooren ook de uitgaven wegens belooning van „vakonderwijzeressen in 1922. Bij K. B. van 27 Mei 1926 „Staatsblad No. 154 is evenwel beslist, dat de schoolbesturen „over dat jaar die uitgaven in rekening mogen brengen. In

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 590