622
2 SEPTEMBER 1927
Mijnheer de Voorzitter, ik kan hier voorloopig mee volstaan
en zal gaarne de beantwoording van het hiervoorgaande
van U vernemen.
De heer HORNIX moet erkennen, dat het ontwerp, zoo
als het voor ons ligt, getuigt van diepe studiehij twijfelt
dan ook niet, of het zal aan de eischen voldoen. Er is echter
één groote „maar" aan verbonden en wel deze, dat het niet
is opgemaakt in overeenstemming met den wensch, ja, Spr.
durft wel zeggen eisch van den Raad. Immers, uit de eind
conclusie van het Centraal Rapport blijkt, dat de meerderheid
van de raadsleden van oordeel was, dat de totale kosten der
totstandbrenging, welke toen op pl.m. f 600,000 werden ge
raamd, met pl.m. f 200,000 verminderd moesten worden.
Desondanks komen Burgemeester en Wethouders thans weer
terug met een plan dat bijna 6 ton zal kosten. Weliswaar
is er op de gebouwen f 40,000 bezuinigd, maar aan den
anderen kant is er weer zoo veel bijgekomen, dat het eind
resultaat hetzelfde is gebleven. Het komt Spr. dan ook vreemd
voor, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel door den
ouden Raad wenschen te zien afgedaan, want deze moet toch
aan zijn eertijds ingenomen standpunt blijven vasthouden,
n 1. dat hij geen hooger crediet dan f 400,000 beschikbaar
wenscht te stellen. Spr. heeft zich in verbinding gesteld met
het Technisch Bureau Huurman Stok te Hilversum,
dat in verschillende plaatsen van ons land slachthuizen heeft
tot stand gebracht, o.a. te Enschede voor f 540.000 en te
Leeuwarden voor f 350.000. Dit bureau heeft hem verklaard
voor f 400.000 een slachthuis voor Breda te kunnen op
richten. Gezien deze uitkomst kan Spr. niet medegaan met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer HAALMAN houdt de volgende rede
Mijnheer de Voorzitter,
Toen op den 23sten Augustus 1923 de toemalige Raad
voor het laatst bijeenkwam, zag hij zich gesteld voor een