624 2 SEPTEMBER 1927 andere gevolgenmaar ik, die hier naar beste weten de belangen onzer stad Breda heb te dienen, kan, mag en zal evenals gij allen, Mijne Heeren Medeleden, niet anders dan het laatste, maar ook dat alleen, voor oogen stellen. Het was in het begin van het vorig jaar, dat onzen Raad een voorstel van het College van Burgemeester en Wet houders bereikte om tot den bouw van een openbaar slachthuis over te gaan, waarvoor een crediet werd gevraagd van f 570.000.—. En het is naar aanleiding van het toen aangevraagde bedrag, dat wij aan het slot van het Raads- rapport, dat over deze aangelegenheid werd uitgebracht, het volgende kunnen lezen „Ten slotte wenschen vele leden vast te stellen, dat „weliswaar alle slachthuizen een batig saldo opleveren, doch „dat deze omstandigheid door hen bij hunne beschouwingen „wel is onder de oogen gezien en zij desniettegenstaande „hun talrijke ernstige bezwaren hebben gemeend te moeten „naar voren brengen, waar toch juist die andere slachthuizen, „zooals in hun vergelijking is aangetoond, op veel beschei- „dener voet zijn opgericht. Om te kunnen komen tot een „veilige exploitatie zou naar het oordeel dezer leden een „f 20.000.— op de begrooting van het bedrijf bezuinigd „moeten worden om dit te bereiken zouden de totale kosten „der totstandbrenging met pl.m. f 200.000,verminderd „moeten worden. „Tegen een slachthuis aldus opgezet, zouden vele leden „niet het minste bezwaar hebben, integendeel met het meeste „genoegen tot de totstandkoming ervan medewerken. De „plannen zouden dan echter zoodanig moeten worden voor bereid, dat dezekerheid kan worden gegeven, dat dit „crediet niet zou worden overschreden Mijnheer de Voorzitter, wel groot moet de teleurstelling zijn geweest van deze leden en ik stel er prijs op te verklaren, dat ik ook tot hen behoor toen zij als antwoord

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 624